Recensie – Stef Bos gunt zichzelf met het ouder worden de ruimte

Foto: Hans-Jorg van Broekhoven

HOOGERHEIDE – "Als je de vijftig eenmaal gepasseerd bent, dan ga je alles relativeren." Dinsdag 4 juni was het vóórlaatste optreden van de theatertour 'Ruimte' van Stef Bos, bij Podium Kloosterhof in Hoogerheide. Bos bracht daarbij de bekende en minder bekende nummers uit zijn 35-jarige muzikale loopbaan. Weemoed, herinnering, verandering. De zanger is inmiddels zelf vader van twee dochters en een zoon. Het leven heeft hem milder gestemd en hij constateert, al ouder wordende: absolute zekerheden bestaan niet.

door Han Verbeem

Het bekende nummer 'Papa' klinkt nu zachtmoediger dan de eerste uitvoeringen uit de jaren '80. Al vertellend legt Bos uit, dat hij onlangs de originele handgeschreven tekst terugvond in een doos op zolder. Tot zijn eigen verbazing merkte hij, dat het oorspronkelijk de titel 'Vader' had, gevolgd door: 'ik lijk steeds meer van u'. De Vlaamse invloeden waren toen nog duidelijk merkbaar; Stef Bos volgde destijds zijn opleiding in Antwerpen.

Mijmerend blikt hij terug op zijn eerste kennismaking met Vlaanderen. "Komend van boven de rivieren, dacht ik in mijn jonge jaren nog dat we in Nederland en België dezelfde taal spreken. Niets blijkt minder waar." Natuurlijk zijn er de bekende spraakverwarringen, zoals het 'graag zien' dat de Vlamingen gebruiken om aan te geven dat ze van iets of iemand houden. Stef Bos ziet Antwerpen nog steeds graag en hij laat ook deze avond merken dat hij nog altijd een stevig potje "Vloams klapt." En Hoogerheide spreekt hem aan. Stef Bos hééft iets met het provinciale, zeker als het de grensregio betreft. Zelf woont hij sinds enige tijd in Zeeuws-Vlaanderen.

Melancholie, herinneringen, zingend over overnachtingen in anonieme hotels met hoeren in de lobby. 'Hilton Barcelona… dit is het huis waar de heimwee woont'. Bos weet met literaire teksten de weemoed als geen ander te verwoorden en bijna tastbaar te maken. Verlangend naar onbestaanbare werelden, slechts te bereiken met een slok en een traan. 'Onder in mijn whiskeyglas…' Het klinkt ook in het Afrikaans, want hij heeft jarenlang in Zuid-Afrika gewoond en gewerkt. Een taal, zó mooi, ontstaan uit het Nederlands dat 17e eeuwse scheepsvaarders spraken vermengd met inlandse woorden.

De zanger beschrijft voor zijn toehoorders een bezoek aan een kerkgemeenschap in één van de townships, de uitzichtloze ghetto's van de voornamelijk in armoede levende zwarte bevolking. In een swingende kerkdienst gaan de bezoekers helemaal uit hun dak. Na afloop bood hij enkelen van hen een lift aan, naar hun huis. Een ongemakkelijke stilte volgde, vertelt hij: ze hadden geen huis. Ze waren dakloos. Een ervaring die Stef Bos confronteerde met de keiharde realiteit.

Als gevorderde vijftiger is voor Stef Bos de cirkel rond. Nog als opstandige jongeling zong hij drie decennia geleden over een toekomstig verleden dat hij nooit heeft gehad: 'Is dit nu later'. Inmiddels is dit later voor hem gekomen, en daarmee ook het relativeringsvermogen. Zelfs de onwrikbare zekerheid dat er geen hiernamaals bestaat, is voor hem gaan wankelen. 'Papa, we komen elkaar na de dood misschien nooit meer tegen…' Het woord 'misschien' is er onlangs bijgekomen. Bij toeval, haast onbewust, is hij het zo gaan zingen. Het is de ruimte die hij zichzelf geeft.